tekst

Stijn Van Dorpe

Ideologie AUB! Een denkmodel

STIJN VAN DORPE
Ideologie AUB! Een denkmodel
29.03 > 13.06.2015

Netwerk (NW): De titel van de tentoonstelling vormt al meteen een reflectiewerk op zichzelf. Doel je op ideologiekritiek binnen de kunstpraktijk of op de teloorgang van ideologie in het maatschappelijke veld?

Stijn Van Dorpe (SVD): De titel vormt een mogelijke context voor de tentoonstelling. Hij refereert aan een omgeving waarin zaken heel selectief als ideologisch benoemd worden. Ideologie wordt daarbij dan dikwijls als iets extreem afgeschilderd. De poging bijvoorbeeld in Griekenland om vanuit linkse waarden alternatieven te ontwikkelen voor hun schrijnende economische situatie wordt als gevaarlijk en destabiliserend voorgesteld. In onze hedendaagse politieke werkelijkheid daarentegen worden beslissingen steeds meer voorgesteld als noodzakelijk en niet als een ideologische keuze. Er wordt verdoezeld dat ook de neoliberale werkelijkheid die hoogtij viert niets anders is dan een ideologie. De titel kan gelezen worden als een oproep om ideologie opnieuw een plaats te geven. Het gaat uiteraard niet over het installeren van een bepaalde ideologie maar over de mogelijkheid om een politieke ruimte open te houden.

NW: Je creëert een ruimte binnen de context van de kunst of het kunstinstituut om zaken kritisch in vraag te stellen. Je trekt ook een stuk sociale realiteit binnen in de tentoonstelling en betrekt mensen met uiteenlopende achtergronden bij het activeren van je werk. Tijdens de voorbereiding van deze tentoonstelling activeerde je het project A Bookcase al eens in Hotel Charleroi (2014). Hoe verhouden beide performances zich tot elkaar?

A Bookcase Aalst
Publieke performance met participatie van studenten houtbewerking uit KTA De Voorstad die een boekenkast monteren tijdens het openingsevent van de tentoonstelling. Gelijklopend met de duur van de montage voeren in dezelfde ruimte muzikanten live een concert op. De kast en de geluidsopname van de performance krijgt achteraf als een autonome installatie een plek in de tentoonstelling. Een videowerk over de performance in Charleroi wordt in de Galerie getoond.

SVD: Het idee is inderdaad in aanloop naar deze tentoonstelling ontstaan, maar werd eerst uitgevoerd in Charleroi. In Netwerk vindt een her-contextualisering plaats. Een live performance midden in de stad Charleroi, in een openbare ruimte, is een andere situatie dan een uitvoering binnen in een kunstencentrum. De keuze om de performance in de overgang naar de tentoonstellingsruimte in de gang te laten plaatsvinden is niet vrijblijvend. Het werk bevindt zich zo op de rand tussen de ‘sacrale’ galerieruimte en de ontvangstruimte, het Netwerk café. Diep in de tentoonstelling is een film te zien van de uitvoering in Charleroi. De film bestaat uit twee delen. In eerste instantie krijg je een inkijk in mijn motivaties die aan de oorsprong van het werk liggen en in de conceptuele opbouw van het werk. Het tweede deel toont een weergave van de werkelijke fysieke gebeurtenis. Deze twee representaties komen in contrast te staan. De live performance die plaatsvindt in Netwerk en het document van Charleroi hebben een andere gedaante en lokken zodoende ook een andere ervaring uit.

NW: Het is interessant om te bekijken welke positie je in dit soort werk inneemt als kunstenaar. Het lijkt er eerder op dat je als kunstenaar participatieve projecten aangaat binnen een bepaald conceptueel kader om tot een artistiek werk te komen dan dat je als geëngageerde kunstenaar artistiek-sociaal werkt met bepaalde groepen. Hoe zie je dit zelf?

SVD: In zekere zin zou ik het sociaal-artistieke eerder verbinden met mijn opdracht als docent. In het lesgeven staat het educatieve voorop zonder dat er een uitkomst hoeft te zijn, dat is heel belangrijk. In mijn praktijk als kunstenaar is het uiteindelijke doel dat er een kunstwerk gerealiseerd wordt. Een kunstwerk functioneert voor mij op zijn best als een document met een educatief potentieel. Het staat tussen de kunstenaar en het publiek. De mensen met wie ik samenwerk zijn degenen die het kunstwerk letterlijk vorm geven. In die hoedanigheid verschijnen ze als personages maar tegelijk zijn ze bevoorrechte toeschouwers. Ze zitten zowel in het werk als tegelijk buiten het werk. Niet onbelangrijk is tevens dat ikzelf ook een personage vorm binnen de tentoonstelling. Dezelfde logica gaat dus evengoed op voor mezelf. De eerste keer dat ik binnen het tentoonstellingsparcours als personage verschijn is in de reeks werken rond Josef Albers.

Homage: Set Off, Earth Gold, Green-Gray shield B, Elected 1, At Night
In het Albers Museum te Bottrop nam de kunstenaar een serie foto’s vanop zijn eigen ooghoogte van schilderijen van Josef Albers uit zijn Homage to the Square serie. Door op deze manier de werken te reproduceren worden ze letterlijk in perspectief geplaatst waardoor een wit stukje muur zichtbaar wordt.

NW: Deze reeks komt voort uit jouw fascinatie voor het werk van Albers. Wat spreekt jou in het bijzonder aan in zijn werkwijze?

SVD: Mijn interesse voor de serie Homage to the Square heeft te maken met zijn specifieke omgang met materie en kleur. Enerzijds is er zijn opzet om de dingen te laten zijn, gebeuren; een attitude die zichtbaar wordt in het streven naar een ongecompliceerde schilderwijze en in het betekenisloos verschijnen van kleur. Anderzijds is er het gegeven van de contextualiteit. Kleuren worden anders gepercipieerd naargelang de kleur die ermee gecombineerd wordt. Er is dus de eigenheid en de omgeving die het werk maken, zonder opgelegde betekenis van buitenaf. Het spel dat tussen deze twee dualiteiten zichtbaar wordt vind ik heel mooi en qua betekenisgeving radicaal verschillend dan bijvoorbeeld de Amerikaanse geometrisch abstracten van de jaren 50. Wat ik doe is hier eigenlijk een nieuw element toevoegen, de positie van mezelf als waarnemer. De idee achter mijn werk bestaat erin dat ik een nieuw element toevoeg, namelijk dat van de waarnemer, toeschouwer. Door de specifieke wijze van fotograferen, ontstaat er opnieuw een soort perspectief, dat onderaan een stukje witte muur zichtbaar maakt. Met enige verbeelding kan je het beeld opvatten als een raam dat lichtjes opengeduwd wordt en zo krijg je een blik op een veld dat buiten het schilderij ligt.

Without Growth
Dit project werd gestart tijdens de winterschool Hotel Charleroi (2014). Voor sommige tentoonstellingen creëert Stijn Van Dorpe een boekje getiteld: Without Growth. Hij nodigt auteurs, activisten of onderzoekers uit om op een kritische en avontuurlijke manier te reflecteren over een alternatieve maatschappij die niet op een door economische groei gedirigeerde maatschappij gebaseerd is. Door deze teksten in de kunstruimte binnen te brengen, wil hij zowel de esthetiek van de economische ruimte onderzoeken als de esthetiek van de kunstruimte uitdagen. Het werk verkent het spanningsveld tussen esthetische waarden in de ruimte van de kunst en de esthetiek van onze economische ruimte gericht op groei. Voor Hotel Charleroi maakte hij een eerste boekje met een tekst van Filka Sekulova. Florence Scialom levert een essay voor de tweede editie van de reeks die in Netwerk wordt getoond.

NW: Kunnen we de reeks Without Growth lezen als het creëren van een ruimte die een belofte inhoudt naar andere mogelijke alternatieven om deze denkbaar en bespreekbaar te maken?

SVD: Je zou kunnen zeggen dat ik iets doe wat niet verwacht wordt van een kunstenaar. De schoenmaker die niet bij zijn leest blijft zeg maar. Dit is trouwens ook een beeld dat in het educatieve denken bij Jacques Rancière opduikt in de vorm van een ambachtsjongen die Hebreeuws leert en zo een betere ambachtsman wordt. Het onderzoek wordt wel degelijk gevoerd vanuit een oprechte interesse. Wat in beeld gebracht wordt zijn onderzoekgerichte of concrete situaties op kleine schaal die ergens de belofte van een betere wereld inhouden. Geplaatst in het sterk kunst-reflexieve kader dat toch wel eigen is aan deze tentoonstelling, raken deze tekstueel verbeelde werkelijkheden aan een dilemma eigen aan de kunst zelf. Ze verschijnen binnen een spanningsveld van de kunst als iets tussen een utopische ruimte en iets dat daadwerkelijk een verschil kan maken.

schilderij
Zeven jongeren werden door Stijn gevraagd om een beeld aan te leveren waarmee zij zich associëren en dat zij graag op een schilderij afgebeeld zouden zien. Die 7 foto’s worden door Lieve Dejonghe, een kunstenaar die het arbeidsintensieve ambacht van het fijnschilderen beheerst, in een compositie op doek aangebracht.

NW: Je hebt ook een werk gecreëerd in samenwerking met jongeren uit Groep Intro vzw en een professionele fijnschilder. Verwijst dit werk naar de manier waarop in onze huidige samenleving wordt omgegaan met creativiteit, als een soort van utopie om je eigen leven vorm te geven in een systeem-bevestigend kader? Zoals bijvoorbeeld het geval is met jongeren actief op sociale media?

SVD: Het is niet zozeer dat het ernaar verwijst, het is eerder dat dergelijke kaders elementen vormen van het werk. Laat ons even kijken naar de opbouw ervan. Een belangrijk aspect van dit schilderij is haar maakproces. Enkele jongeren die het niet makkelijk hebben binnen de structuren van onze hedendaagse schoolomgeving werden in het project betrokken. Er werd hen gevraagd te beslissen wat afgebeeld zal worden op het tableau. Wat afgebeeld is, wordt doorgaans gepercipieerd als het belangrijkste element binnen een beeld. Zij kregen deze verantwoordelijkheid. Hun keuze van wat er op het schilderij kwam, gebeurde vrij snel. Daarna kwam de intensieve en accurate arbeid van het schilderen ten dienste van het beeld. Er zijn hier twee soorten van arbeid aan zet die in de totstandkoming van het werk vervat zitten en waaraan bepaalde waardeschalen kleven die hier in zekere zin anders toegewezen worden.
Daarnaast verschijnt het beeld aan de hand van verschillende overlappende culturele lagen. De jongeren verschijnen achter een soort scherm, in de gedaante van een uit de digitale wereld geplukt beeld zoals een platenlabel of een gespierde filmacteur. Maar ook de specifieke manier van schilderen, die er hier voor zorgt dat de digitale beelden weer omgezet worden in tastbare objecten, refereert aan een heel eigen segment binnen de culturele wereld, de wereld van het fijnschilderen, een wereld die los staat van de wereld waarin dit werk hier verschijnt. Maar in de uitwerking van het werk zit vermoedelijk ook een storing vervat. De kunstenaar die ik uitnodigde dit werk te realiseren, Lieve Dejonghe, verzet zich expliciet tegen iedere vorm van ‘labeling’ van haar werk. In sommige van haar stillevens uit zich dat in een expressieve toets in de zwarte achtergrond. Maar aangezien dit interview plaats vindt vooraleer ik het uiteindelijke werk te zien krijg, weet ik niet of dit ook hier het geval zal zijn.

NW: Een onderhuidse rode draad in jouw werk is de kritische bevraging van het neoliberale maatschappelijke model en de doorgeslagen vorm van kapitalisme die daarmee gepaard gaat. Deze sociaalkritische attitude fungeert als motor voor je artistieke onderzoek?

SVD: De neoliberale achtergrond vormt een bepalende factor in de manier waarop ik mijn weg zoek als kunstenaar in de (kunst)wereld. Het is zeker niet zo dat het een heel direct onderwerp vormt in de werken zelf. Het gaat eerder over het onderzoeken van hoe bepaalde machtsstructuren vervat zitten in ons ‘esthetisch’ denken. Ook in het project Luik-Guillemins spelen bepaalde machtsstructuren. Wat gebeurt er wanneer je de schotten van het museum of de galerie wegneemt?

Luik-Guillemins
Stijn Van Dorpe heeft een groep verzamelaars verbonden aan de artistieke coöperatieve Emergent uitgenodigd om met een schilderwerk uit hun persoonlijke collectie naar het station Luik-Guillemins te sporen. Gedurende een uur hebben zij met het werk onder de arm de rol gespeeld van een reiziger die op de trein richting Gent wacht. De performance werd door de kunstenaar gepercipieerd als een theaterstuk. Een foto-installatie vormt als een beeldverhaal een verslag van deze performance.

SVD: Het was heel opvallend hoe weinig mensen aandacht schonken aan het gebeuren. Bijna niemand leek dit event als een kunstproject te percipiëren en slechts enkelen legden twijfelend enige nieuwsgierigheid aan de dag. Vermoedelijk had geen enkele reiziger die daar op dat moment was een idee van de torenhoge marktwaarde van de werken die hier getoond werden. Dit maakte de kunstwerken immens kwetsbaar en het vergrootte hun gevoeligheid, maar tegelijk toont het paradoxaal ook de onzichtbaarheid van het kapitalistisch systeem waarin de kunst rotsvast verankerd zit.

NW: Tot slot wil ik het graag nog hebben over het werk ‘A Thinking Model’ Berlin dat – voor mij persoonlijk – het sluitstuk vormt van deze tentoonstelling. Als de titel het mentale portaal is om de tentoonstelling binnen te gaan, dan vind ik in dit werk een belangrijk esthetisch element, namelijk de passe-partout om deuren te openen naar andere mogelijke werelden. Wat is voor jou belangrijk in dit werk?

‘A Thinking Model’ Berlin
Stijn Van Dorpe creëerde dit werk tijdens zijn residentie in Berlijn. Hij verhoudt zich in deze tot een commerciële galerie, gesitueerd in een historisch gebouw van DDR-signatuur en tevens voormalig hoofdkantoor van de staatskrant Berliner Verlag. De galerie is niet zichtbaar van de straat, en profileert zich meer als een ‘kantoor’ of ‘werkplek’ dan als een traditionele tentoonstellingsplek. Van Dorpe was in eerste instantie gefascineerd door het samenvallen van deze exotisch aandoende, voormalig socialistische locatie (het gebouw) met een galerieprogramma dat zowel qua esthetische als theoretische referenties (Alain Badiou, Jacques Rancière) vertrouwd oogde, maar tegelijk verwantschap vertoonde met de beginselen van een ideologisch kader dat aan de grondslag ligt van het gebouw (het communisme). De installatie bestaat uit drie delen. Ten eerste zeven verschillende isometrieën en een perspectieftekening van het grote DDR-gebouw, waarbij alle toevoegingen of wijzigingen van na de Val van de Muur in 1989 weggelaten zijn. Ten tweede zijn in een analoog gedrukt krantje teksten over de galerie, die via het internet verstuurd werden, gebundeld en aangevuld met een mail van Stijn gericht aan de galeristen. Ten derde is er een afgietsel van de laatste originele klink in het gebouw, gevonden in de kelder.

SVD: Het werk is gebaseerd op een bezoek aan een kunstgalerie in Berlijn. De galerie is gehuisvest midden in een socialistisch bouwwerk uit het begin van de jaren 60. Ik was heel erg gefascineerd door de specifieke setting van deze galerie en door de connotaties die dit teweegbracht. Vooreerst was er het gebouw dat gezien kan worden als een representatie van communistische idealen, wat voor mij als vrij exotisch werd ervaren. Binnenin bevond zich een galerie die met een heel hedendaagse programmering een zekere vertrouwdheid opwekte. We kunnen hier niet spreken van een klassieke setting waarbij de galerie rechtstreeks aan de straat paalt, en er dus een direct contact is met de buitenwereld. Het gehuisvest zijn in een kantoorruimte associeerde ik in eerste instantie eerder met een werkplek dan met een klassieke ‘handelsplaats’. Niet onbelangrijk was ook de associatieve link die bij me opkwam met de het werk van o.a. Rancière en Badiou die in de kunstkritiek een vooraanstaande positie innemen en beiden het communistische ideaal van gelijkheid hoog in het vaandel dragen.
Het werk is dus opgevat als een documentaire weergave van een reële situatie of setting. De idee was van in het begin om hier een soort maquette van te maken, wat ik later als een denkmodel benoemd heb. Het model bestaat uit drie elementen die allen een spel spelen met het begrip tijd. De architectuur van het gebouw die ontdaan is van alle vernieuwingen na ‘89, waaronder het wegnemen van de kenmerkende voorgevel bijvoorbeeld, laat grote gaten achter in het beeld.

NW: Is de opnieuw gegoten aluminium deurklink dan het ontsnapte element, de vluchteling die de tand des tijds heeft doorstaan en ontsnapt is aan de harde realiteit van een dominante ideologische context…

SVD: Dat mag je zo zien als je wil. Een mooi idee is dat de deurklink voor mij verbonden was met de concièrge van het gebouw, de heer Krüger, zoals de tekeningen met de architect die ze vervaardigde en de galerie met de galeriehouder. De heer Krüger was reeds op post tijdens de beginjaren van het gebouw en gaf mij enkele rondleidingen. Spijtig genoeg kreeg de man tijdens mijn verblijf in Berlijn te horen dat hij 2 jaar voor zijn pensioen ontslagen werd.

10.04.2015

kunstenaar

Stijn Van Dorpe