tekst

Thomas Raat / Kevin Rodgers / Stephanie Syjuco / Katsutoshi Yuasa

Arbeid

Thomas Raat / Kevin Rodgers / Stephanie Syjuco / Katsutoshi Yuasa
Arbeid
04.10.2015 > 15.11.2015

Wat is de waarde en de positie van artistieke arbeid in de hedendaagse kunstenaarspraktijk? Welke houding nemen diverse kunstenaars aan in relatie tot ambachtelijk vakmanschap? Deze tentoonstelling maakt ruimte vrij voor conversaties over dit thema via het ‘werk’ van vier internationaal werkende kunstenaars die elk recentelijk een individueel werkplaatsproject doorliepen in FLACC, werkplaats voor beeldende kunstenaars, in Genk. Alle in de tentoonstelling opgenomen werken zijn uit de individuele werkplaatsprojecten voortgekomen en werden geheel of gedeeltelijk geproduceerd in en/of door FLACC. De tentoonstelling roept allerhande interessante vragen op die in de kern van het debat raken aan de functie en invulling van een kunstenaarswerkplaats. Het onderzoek naar artistieke arbeid is een belangrijke krachtlijn in het beleid van FLACC. De historische analyse van het kunstenaarschap wordt als uitgangspunt genomen voor de kernvraag: is de kunstenaarswerkplaats in zijn traditionele vorm nog het meest geschikte instrument om de artistieke productie te ondersteunen? De reeds vaak bewezen meerwaarde van een kunstenwerkplaats staat hierbij niet ter discussie. FLACC stelt de vraag hoe de werkplaats nog beter kan aansluiten bij de noden van kunstenaars binnen het internationale kunstenveld. Reflectie en ontwikkeling centraal stellen is wat, volgens FLACC, de betekenis en waarde van de kunstenwerkplaats zou moeten zijn. Het is niet enkel een site waar gemaakt wordt, maar waar overpeinzing en creatie samenkomen. Het is een plek waar een complex netwerk van artistieke en technische kennis en kunde samenkomt om de kunstenaar aan de hand van een fysiek project de kans te geven om de eigen positie, werkwijze en inhoud te overdenken, te versterken en te verbreden.

Netwerk en FLACC nemen elk vanuit hun eigen profiel een breed ondersteunende rol op in het werkproces van de kunstenaar om hem/haar de kans te geven nieuwe stappen in het oeuvre te ontwikkelen. Beide organisaties vinden elkaar in een gelijkaardige attitude naar de kunstenaar en in hun complementaire werking om samen te werken en het onderzoek naar artistieke arbeid voor een breder publiek toegankelijk te maken. Op vier verschillende sporen wordt de centrale vraagstelling telkens vanuit een ander perspectief belicht.

In het werk van de Canadese kunstenaar Kevin Rodgers staat de diametrale tegenstelling tussen terugtrekking (fysiek, spiritueel, politiek, esthetisch) en handelen naar de theorieën van Hannah Arendt centraal. In Genk start hij in 2014 met zijn artistiek project The Free Dependent. In dit onderzoek neemt hij het gescande boek met zijn sporen van manueel gebruik en manipulatie als esthetische vorm. Uit zijn uitgebreide digitale bibliotheek van kunstboeken, wetenschappelijke literatuur en filosofie selecteert hij gescande pdf’s waarmee hij zorgvuldig samengestelde montages maakt. Zwart-wit beelden worden vergroot en afgedrukt op blueback-papier. Ze worden rechtstreeks op de muur gekleefd. Op het eerste gezicht lijken ze samenhangend gelezen te kunnen worden. De lay-out kan er coherent uit zien, maar details zoals data, bibliotheekstempels of markeringen verraden de hand van de maker in de opzettelijke samenstelling. De gelijktijdige presentatie van informatie schept ruimte voor het leggen van associatieve verbanden en het ontstaan van ideeën. Het denkproces wordt opgenomen in een materiële vorm en via dat object krijgt het publiek toegang. Kevin Rodgers verwijst hier naar het kunstwerk als een ‘gedacht object’ en introduceert op die manier opnieuw het fysieke object in de conceptuele praktijk.

Hoe verhoudt de kunstenaar zich tot de arbeid van een andere maker wanneer hij met bestaande voorwerpen werkt? Thomas Raat uit Nederland ging in FLACC aan de slag met een verzameling tweedehands stoelen –variaties op high end design stoelen uit massaproductie- in verschillende modellen die hij grondig ontdeed van gebruikssporen tot de naakte essentie van het object overbleef. Daarna gaf hij elke stoel een stijlvolle opknapbeurt, waarbij ze door een strikt gebruik van kleuren weer tot een gemeenschappelijk groep gingen behoren. Met de ingetogen handmatige bewerking van meubelstukken stelt Raat hun positie ter discussie. Ze veranderen van massaproduct naar een uniek werk. Aangezien het bewerkt is door een kunstenaar, ligt het voor de hand dat het werk als kunstwerk gezien wordt. Raat laat opzettelijk open of dit zo is. Onderliggend aan dit werk is zijn onderzoek naar het verspreiden van modernistische beeldtaal. Deze experimentele beeldtaal, die voortkwam uit een kleine kring avant-gardisten, werd in de loop van de jaren vijftig en zestig conventioneel, doordat vele kunstenaars en vormgevers haar tot voorbeeld namen. Zo ontstond een kunsthistorische schemerzone van afgeleide stromingen en toepassingen. Raat neemt deze schemerzone, die zich uitstrekt van meubelontwerpen tot boekomslagen, als vertrekpunt. Middels een combinatie van citaten en nabootsingen simuleert Raat authentiek ogende, ‘modernistische’ beelden die zich lijken te positioneren op een omslagpunt. Het moment waarop het experimentele karakter van een radicale, nieuwe beeldtaal conventioneel wordt, het moment waarop de ‘avant garde’ huiselijk wordt.

Katsutoshi Yuasa tracht de lang als minderwaardige geziene Japanse Ukiyo-e houtsnijtechniek nieuw leven in te blazen en het verstarde medium het digitale tijdperk binnen te loodsen. Hij ontleedt en analyseert nauwkeurig het proces van afdrukken, van het transfereren van een beeld op een drager, tot de uiterste grenzen van het medium. Zijn artistieke onderzoek naar mechanismes van betekenisoverdracht geeft het medium een nieuwe dimensie. De experimentele aanpak opent perspectieven naar combinaties van de ambachtelijke houtdrukkunst met actuele beeldtaal en digitale representatie. Bij FLACC werkt de Japanse kunstenaar aan een reeks prints waarmee hij de destructieve kracht van de Japanse tsunami in 2011 in beelden probeert te registreren. Hij geeft er een esthetische, symbolische dimensie aan die niet enkel focust op de catastrofe zelf, maar ook op de manier waarop een dergelijke ramp wordt gemediatiseerd. Hij zocht online foto’s van de Japanse kustlijn van voor de ramp en fotografeerde de verwoeste plek vanuit dezelfde hoek. Het beeldenpaar wordt vervolgens op ambachtelijke wijze op twee verschillende houtplaten getransfereerd. De twee afbeeldingen, respectievelijk ingekleurd in één kleur, worden door Yuasa vervolgens over elkaar heen afgedrukt waardoor verleden en heden in elkaar vloeien en een onduidelijk toekomstbeeld ontstaat. Het proces gebeurt volledig handmatig. De houtsnedes worden met een guts uitgestoken en het drukken gebeurt (wederom met de hand) door het wrijven van de inkt op de houten plaat. Uit We lost something but we don’t know what we lost spreekt Yuasa’s gevoel voor technische finesse en esthetiek. Het flinterdunne papier is tot het ultieme absorptiepunt doordrongen van inkt en passie voor de magie van het drukken. De kunstenaar heeft een metafoor voor de oncontroleerbare finale fase van het werkproces, het drukken is “like a walk in the forest at night”.

Stephanie Syjuco is al geruime tijd geïnteresseerd in de politiek van de industrie en de ambachtelijke productie en hun relatie tot de globalisering en het kapitalisme. In het project “Empire/Other” zet zij haar verkenning van de schijnbare tegenstelling tussen het handgemaakte en het virtuele verder, om na te gaan hoe de samenleving om kan gaan met het conflict van de geschiedenis in de hedendaagse wereld. Het project maakt gebruik van 3D-modellering, scantechnologieën, digitale animatie en keramiektechnieken en genereert een multimedia-oeuvre dat ambachtelijke tradities kruist met de politiek van handelsroutes en gedwongen culturele overlappingen. Syjuco wil hybride vormen creëren van inheemse voorwerpen uit Europese kolonies en objecten die het product zijn van Europese handwerkindustrieën. Bijvoorbeeld begin twintigste-eeuws aardewerk uit Belgisch Congo, gecombineerd met Art Nouveau keramiek uit dezelfde periode. Ze laat de museumstukken “lezen” door 3D-scanners om ze door digitale algoritmen te laten samensmelten tot hybride vormen. Tijdens het werkproces loopt de digitale vertaling van de hybride vormen tussen objecten ‘fout’ of beter gezegd: de computer interpreteert de informatie op zijn eigen ondoorgrondelijke manier. Syjuco beslist om dit mysterieuze ghost in the machine-effect in haar werk toe te laten. Het resultaat zijn renders van grillige objecten die zij door FLACC in klei laat namaken. In de presentatie worden ze aan het zicht onttrokken door doeken waarop de afbeelding knisperend zuiver werd afgeprint. Stephanie Syjuco ontving een prestigieuze John Simon Guggenheim Fellowship Award voor dit project.

06.10.2015